Quran Text Translations Spread Documents

Salomo Keyzer


Change Log

Major spacing and punctuation fixes
Fri, 4 Jun 2010 19:56:23 -0400
-863 +863
Abraham zeide tot zijn vader Azer: neemt gij beelden tot goden )? goden? Waarlijk, ik bemerk, dat gij en uw volk in eene duidelijke dwaling verkeert.
-1719 +1719
Hij is het die den bliksem voor u doet verschijnen, om vrees in te boezemen en hoop op te wekken , wekken, en die de bezwangerde wolken vormt.
-1730 +1730
De tuinen van eeuwig verblijf , verblijf, waar wij zullen binnen treden, evenals ieder die onder hunne vaderen, hunne vrouwen en hunne nakomelingschap rechtvaardig zal hebben gehandeld en de engelen zullen door elke poort tot hen binnengaan zeggende:
-1754,2 +1754,2
Wij hebben geen apostel gezonden dan met de taal van zijn volk, opdat hij hun hunnen plicht duidelijk zou kunnen verklaren , verklaren, want God doet dwalen naar zijn welbehagen en leidt dengeen die hem behaagt; en hij is de machtige, de wijze.
Wij zonden vroeger Mozes met onze teekens en gaven hem bevelen, zeggende: Leid uw volk uit de duisternis tot het licht, en herinner hun de gunsten van God ; God; waarlijk, daarin zijn teekens voor ieder lijdzaam en dankbaar mensch.
-1944 +1944
Wij hebben vóór u niemand anders als onze gezanten gezonden, dan mannen , mannen, met welke wij door openbaring spraken. Vraag dus aan hen, die met de bewaring der schriften zijn belast, indien gij niet weet dat dit de waarheid is.
-1957 +1957
En zij geven aan de afgoden, die geen verstand hebben , hebben, een deel van het voedsel dat wij hun hebben geschonken. Ik zweer u bij God, gij zult zekerlijk ter verantwoording worden geroepen, voor hetgeen gij verkeerdelijk hebt uitgedacht.
-1961 +1961
En die niet in het volgende leven gelooven, moet gij gelijk stellen met al het booze; maar vereenig God slechts met het meest verhevene ; verhevene; want hij is machtig en wijs.
-1982 +1982
En God heeft u verschaft van hetgeen hij geschapen heeft, en gemakken om u tegen de zon te beveiligen, en hij heeft u schuilplaatsen in de bergen verstrekt en kleederen gegeven, om u voor de hitte te beschutten , beschutten, en maliënkolders, om u in uwe oorlogen te beschermen. Zoo vervult hij zijne gunst nopens u, opdat gij u aan zijn wil zoudt onderwerpen.
-2025 +2025
De Sabbat werd alleen voor hen bepaald, die daaromtrent met hunnen profeet verschillen , verschillen, en uw Heer zal op den dag der opstanding zekerlijk tusschen hen richten, nopens datgene, waaromtrent zij verschillen.
-2027 +2027
Indien gij u op iemand wreekt, neem dan eene wraak, geëvenredigd aan het kwaad dat u wordt aangedaan ; aangedaan; maar indien gij het kwade geduldig ondergaat, zal dit beter voor den lijdzame zijn.
-2032 +2032
O gij, nakomelingen van hen, welke wij met Noach in de ark hebben bewaard ! bewaard! waarlijk, hij was een dankbare dienaar.
-2055,2 +2055,2
Geef uwen naaste terug, wat gij hem schuldig zijt , zijt, en ook aan den arme en den reiziger, en verteer uw vermogen niet roekeloos.
Want de roekeloozen zijn broederen des duivels , duivels, en de duivel was ondankbaar omtrent zijn Heer.
-2058 +2058
Laat uwe hand niet aan uwen nek gebonden zijn, en open die ook niet op toomlooze wijze , wijze, opdat gij geene blaam verdienet en niet tot armoede gebracht wordet.
-2065 +2065
En volg niet datgene, waarvan gij geene kennis hebt ; hebt; want het gezicht, het gehoor en het hart, alles zal op den jongsten dag worden onderzocht.
-2088,2 +2088,2
Niets had ons verhinderd, u met wonderen te zenden, behalve dat de vroegere volkeren die van bedrog hebben beschuldigd. Wij gaven den stam van Thamoed op zijn verzoek, zichtbaar de wijfjes kameel; doch zij handelden onrechtvaardig er mede , mede, en wij zonden geen profeet met wonderen, dan om schrik in te boezemen.
Gedenk toen wij tot u zeiden: Waarlijk, uw Heer omringt de menschen door zijne kennis en macht. Wij hebben het visioen bepaald , bepaald, hetwelk wij u toonden, en ook den boom, dien wij in den Koran hebben gevloekt, alleen tot eene aanleiding van twist voor de menschen, en om hen met angst te slaan, maar dit zal hen slechts met meer weerspannigheid doen zondigen.
-2107 +2107
Doe uw gebed geregeld bij het ondergaan der zon , zon, bij de eerste duisternis van den nacht en het gebed van den ochtendstond: want het gebed van den ochtendstond geschiedt in het bijzijn van de engelen die daarvan getuigenis geven.
-2129 +2129
Zeg: Indien gij de schatten der genade van mijnen Heer bezat zoudt gij u onthouden daarvan gebruik te maken, uit vrees die te verkwisten ; verkwisten; want de mensch is begeerlijk.
-2139 +2139
Zeg: Roep God aan, of aanbid den barmhartige; want het is gelijk, met welken dier beide namen gij hem aanroept: hij toch bezit de meest uitmuntende namen : namen: Spreek uw gebed niet overluid uit, noch met eene te zachte stem, maar volg een middenweg tusschen deze beiden.
-2162 +2162
Sommigen zeggen: De slapers waren drie in getal en de hond was de vierde ; vierde; anderen zeggen: Zij waren vijf in getal en hun hond was de zesde; naar een geheimzinnige zaak radende, anderen zeggen: Zij waren zeven in getal en hun hond was de achtste. Zeg: Mijn Heer kent hun getal het beste; niemand zal dit kennen behalve enkelen. Twist dus niet nopens hen, behalve op duidelijke wijze en overeenkomstig hetgeen u werd geopenbaard, en ondervraag geen Christen nopens hen.
-2238,2 +2238,2
En Dhoe'lkarnein zeide: Dit is eene genade van mijn Heer. Maar als de voorzegging van mijn Heer in vervulling gaat , gaat, zal hij den muur in stof doen verkeeren; en de voorzegging van mijn Heer is waarheid.
Op dien dag zullen wij sommigen van hen onstuimig als golven op elkander doen drukken) en de trompet zal geblazen worden, waarop wij hen allen zullen vereenigen.
-2693 +2693
En wij deden voor u ook den boom oprijzen, die op den berg Sinaï ontsproot ; ontsproot; die olie voorbrengt en een sap dat goed is voor hen die het eten.
-2723,2 +2723,2
En wij bestemden den zoon van Maria en zijne moeder tot een teeken, en wij bereidden een verblijf voor hen, op een verheven gedeelte der aarde , aarde, zijnde een plaats van vrede en zekerheid, en door stroomende bronnen bevochtigd.
O profeten! eet van de dingen die goed zijn ; zijn; want ik weet wel wat gij doet.
-2764 +2764
God heeft geen kroost gebaard, noch is er eenig God naast hem. Indien dit niet zoo ware, zou iedere God zekerlijk hebben weggenomen wat hij had geschapen , geschapen, en zouden sommigen hunner zich zekerlijk boven de anderen hebben verheven. Verre zij datgene van God wat zij nopens hem verklaren!
-2819 +2819
En indien gij geene menschen in die huizen mocht vinden, treedt er dan niet binnen, tenzij u verlof worde verleend; en als tot u gezegd wordt: Keert terug, dan keert gij terug. Dit zal voegzamer voor u zijn , zijn, en God is bekend met hetgeen gij doet.
-2822 +2822
En zeg tot de geloovige vrouwen, dat zij hare oogen nederslaan, en hare zedigheid bewaren, en hare versierselen niet ontdekken, behalve wat daarvan noodzakelijk zichtbaar wordt , wordt, en laat haar heure sluiers over haren boezem werpen en hare versierselen niet vertoonen, tenzij aan hare echtgenooten of hare vaders, of de vaders harer echtgenooten, of hare zoons of de zoons harer echtgenooten, of hare broeders, of de zonen harer broeders, of de zonen harer zusters of hunne vrouwen of de slaven welke hare rechterhand zal bezitten, of hare mannelijke dienstboden, die geene vrouwen noodig hebben of aan de kinderen, die de naaktheid der vrouw nog niet kunnen onderscheiden. En laten zij geene beweging met haren voet maken, dat daardoor de versierselen welke zij verbergen, ontdekt worden. En weest allen tot God gewend, o ware geloovigen! opdat hij gelukkig moogt zijn.
-2825 +2825
Thans hebben wij u duidelijke teekenen geopenbaard, en eene geschiedenis, gelijk aan sommige der geschiedenissen van diegenen welke u voorafgingen , voorafgingen, en eene vermaning voor de godvruchtigen.
-2846 +2846
God beloofde aan diegenen uwer, welke gelooven en goede werken verrichten, dat hij hen den ongeloovigen op de aarde zou doen opvolgen, zooals hij hen die vóór u waren, den ongeloovigen van hunnen tijd liet opvolgen , opvolgen, en dat hij voor hen den godsdienst, welke het hem behaagd heeft hun te geven, vaststellen, en hunne vrees in gerustheid veranderen zal. Zij zullen mij aanbidden en geen ander met mij verbinden. Maar zij die hierna nog ongeloovig zullen wezen, zijn boozen.
-3155 +3155
Zij leeren wat gehoord is geworden , geworden, maar het grootste deel hunner zijn leugenaars.
-3175 +3175
En Salomo was David's erfgenaam , erfgenaam, en hij zeide: O menschen! men heeft ons geleerd, de taal der vogelen te verstaan, en alles werd ons geschonken; dit is een duidelijk teeken van Gods gunst.
-3210 +3210
En zie, wat was de uitkomst van hunne listen : listen: wij verdelgden hen geheel en al hun volk
-3267 +3267
En hij ging in de stad op een tijdstip, dat de bewoners daarvan niet opletten, wat er in de straat gebeurt, en hij vond daar twee mannen, die met elkander vochten: de een behoorde tot zijne vijanden. En hij die tot zijn volk behoorde, riep zijne hulp in tegen hem, die tot de tegenpartij behoorde, en Mozes sloeg hem met de vuist en doodde hem; maar daar hij bedroefd was om hetgeen er geschied was, zeide hij: Dit is het werk van den duivel ; duivel; want, hij is een verleider en een openbare vijand.
-3281 +3281
En toen Mozes den bepaalden tijd had bereikt , bereikt, en met zijn gezin naar Egypte reisde, zag hij vuur aan de zijde van den berg Sinaï. En hij zeide tot zijn gezin: Blijft gij hier; want ik zie vuur: misschien kan ik eenige tijding van den weg brengen, of wel een stuk brandend hout van het vuur, opdat gij verwarmd zoudt mogen worden.
-3310 +3310
Hoe vele steden hebben wij verwoest, wier bewoners in gemak en overvloed leefden? en hunne woningen zijn na hen niet bewoond, uitgenomen voor een korten tijd , tijd, en wij waren de erfgenamen hunner welvaart.
-3542 +3542
O ware geloovigen! herdenkt Gods gunst omtrent u, toen legers van ongeloovigen tegen u opkwamen , opkwamen, en wij zonden hun een wind, en scharen van engelen, welke gij niet zaagt. En God onthield wat gij deedt.
-3556 +3556
Van de ware geloovigen vervullen sommigen rechtschapen wat zij God hebben beloofd; sommigen van hen hebben hunne loopbaan geëindigd , geëindigd, en sommigen van hen verwachten hetzelfde voordeel, en zij veranderen hunne belofte niet, door daarvan in het minst af te wijken.
-3560 +3560
God heeft u hun land, hunne huizen en hunne welvaart doen erven, en een land, dat gij nog niet betreden hebt ; hebt; want God is almachtig.
-3586 +3586
O ware geloovigen! treedt de huizen van den profeet niet binnen, tenzij het u geoorloofd worde met hem te eten, zonder den gepasten tijd af te wachten; maar als gij uitgenoodigd zijt, treedt dan binnen. En als gij zult gegeten hebben, scheidt dan van elkander, en blijft niet om vertrouwelijke gesprekken aan te knoopen, want dit doet den profeet ongemak aan. Hij schaamt zich, u te verzoeken weg te gaan; maar God schaamt zich niet de waarheid te zeggen. En als gij zijne vrouwen iets wilt vragen, vraagt het haar dan achter een gordijn. Dit zal zuiverder voor uwe harten en de hare wezen. Het is niet gepast voor u, den profeet van God eenig ongemak aan te doen, of zijne vrouwen na hem te huwen ; huwen; want dit zou eene bedroevende zaak voor het gezicht van God wezen.
-3588 +3588
Er zal geene misdaad in liggen, noch voor hare vaders, noch hare zoons, noch hare broeders, of hare broeders zonen, of hunne vrouwen, of de slaven welke hare rechterhand zal bezitten, met haar te spreken, terwijl zij ongesluierd zijn. Vreest God ; God; want God is getuige van alle dingen.
-3608 +3608
Hij kent alles wat de aarde binnentreedt, en alles wat daaruit komt, en alles wat van den hemel nederdaalt , nederdaalt, en alles wat daarheen opstijgt. Hij is barmhartig en vergevensgezind.
-3653 +3653
Zeg: Ik vraag geenerlei belooning van u voor mijne prediking ). prediking. Het is u overgelaten, al of niet te geven. Ik verwacht mijn belooning alleen van God, en hij is getuige van alle dingen.
-3671 +3671
God schiep u het eerst van stof en daarna van zaad , zaad, en hij heeft u tot man en vrouw gemaakt. Geene vrouw ontvangt of brengt voort, dan met zijne kennis. Niets wordt gevoegd bij den ouderdom van hem wiens levens is verlengd, noch wordt iets van zijnen ouderdom verminderd, of het is opgeschreven in het boek van Gods besluiten. Waarlijk, dit is gemakkelijk voor God.
-3687 +3687
Ziet gij niet dat God regen van den hemel nederzendt en dat wij daardoor vruchten van verschillende kleuren voortbrengen. Ook op de bergen zijn sommige streken wit en rood, van verschillende kleuren , kleuren, en andere zijn donker zwart,
-3692 +3692
En wij hebben het boek van den Koran als erfgoed gegeven aan degenen onzer dienaren die daartoe door ons werden uitgekozen. Er is menigeen onder hen, die zijne eigen ziel beleedigt, en er is een ander van hen die den middenweg houdt , houdt, en er is een ander van hen, die, door Gods verlof, de overigen in goede werken overtreft. Dit is eene groote uitnemendheid.
-3887 +3887
En Abraham zeide: Waarlijk, ik ga tot mijnen Heer , Heer, die mij zal richten.
-4011 +4011
En gedenk onzen dienaar Job , Job, toen hij tot zijnen Heer riep, zeggende: Waarlijk, Satan heeft mij met rampen en pijn bedroefd.
-4296 +4296
Zeggen zij: Mahomet heeft lasterlijk eene leugen nopens God uitgedacht? Indien het Gode behaagde, kon hij uw hart dichtzegelen , dichtzegelen, en de leugen volkomen vernietigen en de waarheid in zijne woorden staven: want hij kent de binnenste deelen der menschelijke borst.
-4312 +4312
En de wedervergelding van het kwaad daaraan geëvenredigd doet zijn; maar hij die vergeeft en met zijn vijand verzoend is, zal zijne belooning van God ontvangen ; ontvangen; want hij bemint de onrechtvaardigheid niet.
-4402 +4402
Zij zullen luid roepen, zeggende: O Malek! treedt voor ons tusschen beiden, opdat uw Heer onze marteling door vernietiging doe eindigen. Hij zal antwoorden : antwoorden: Waarlijk, gij zult voor eeuwig hierin verblijven.
-4405 +4405
Verbeelden zij zich, dat wij hunne geheimen en hunne gesprekken niet hooren? Ja, en onze gezanten, die hen volgen , volgen, schrijven die neder.
-4487 +4487
Zeg tot de ware geloovigen, dat zij degenen vergiffenis schenken, die niet hopen op de dagen van God , God, ingesteld, opdat hij de menschen beloone, overeenkomstig hetgeen zij zullen verricht hebben.
-4565 +4565
De ware geloovigen zeggen: Werd er niet eene Soera geopenbaard, waarin de oorlog tegen de ongeloovigen wordt bevolen? Maar als een Hoofdstuk zonder eenige dubbelzinnigheid is geopenbaard, en de oorlog daarin is vermeld, zult gij hen, in wier hart een gebrek is , is, naar u zien blikken, met het gelaat van iemand, die door den dood wordt overschaduwd. Maar gehoorzaamheid en datgene te spreken, wat gepast is, zou verkieslijker voor hen wezen.
-4603 +4603
God beloofde u, dat gij een grooten buit zoudt verkrijgen, en hij gaf u dezen werkelijk en hij hield de handen der menschen van u terug , terug, opdat het een teeken voor de ware geloovigen zou zijn, en om u op den rechten weg te leiden.
-4607 +4607
Hij was het die hunne handen van u afhield, en hen voor de uwe beschermde, in de vallei van Mekka, nadat hij u de overwinning over hen had geschonken ; geschonken; en God zag hetgeen gij deedt.
-4610 +4610
Thans heeft God het visioen van zijnen gezant in waarheid verwezenlijkt , verwezenlijkt, zeggende: Gij zult zekerlijk, indien het Gode behaagt, den heiligen tempel van Mekka met volkomen zekerheid binnentreden; met geschoren hoofden en gesneden haren: gij zult niet vreezen; want God kent wat gij niet weet, en hij heeft u, buitendien, eene spoedige overwinning toegezegd.
-5085 +5085
En wat scheelt u, dat gij niet van uw vermogen bijdraagt, voor de verdediging van Gods waren godsdienst, daar Gode de erfenis van hemel en aarde behoort? Degenen van u, die van hun goed zullen hebben bijgedragen tot, en gestreden zullen hebben voor de verdediging van het geloof, vóór de inneming van Mekka, zullen niet gelijk gesteld worden met hen, die naderhand daartoe bijgedragen en medegestreden zullen hebben ). hebben. Zij zullen hooger in rang staan dan degenen, die na de hierboven vermelde overwinning ter verspreiding van het geloof zullen bijdragen en strijden; maar aan allen heeft God de meest uitmuntende belooning toegezegd; en God weet wel wat gij doet.
-5103 +5103
O gij! die in de profeten gelooft , gelooft, vreest God, en gelooft in zijn gezant Mahomet; hij zal u twee deelen van zijne genade schenken, en hij zal u een licht geven, waarin gij zult wandelen, en hij zal u vergiffenis schenken; want God is vergevensgezind en barmhartig.
-5105 +5105
God heeft de woorden gehoord van haar, die zich bij u over haren echtgenoot heeft beklaagd, en hare klachten tot God heeft gericht , gericht, God heeft uwe wederzijdsche gesprekken gehoord; want God hoort en ziet alles.
-5237 +5237
O ware geloovigen! wendt u tot God met een oprecht berouw, misschien wil uw Heer uwe slechte daden van u afnemen, en wil hij u toelaten in tuinen, met rivieren doorsneden, op den dag waarop God den profeet niet zal beschamen, of degenen die met hem geloofd hebben; hun licht zal voor hen uitgaan en aan hunne rechterhanden , rechterhanden, en zij zullen zeggen: Heer! maak ons licht volmaakt en vergeef ons; want gij zijt almachtig.
-6056 +6056
En Gods gezant tot hen zeide: Laat Gods (wijfjes-) kameel (wijfjes-)kameel met vrede en verhindert haar niet te drinken.
First version
Fri, 4 Jun 2010 19:54:20 -0400
-0,0 +1,6236
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
Lof aan God, meester des heelals.
Den lankmoedige, den albarmhartige.
Rechter op den dag des gerichts.
U bidden wij aan, Uwe hulp roepen wij in.
Voer ons langs den rechten weg.
Langs den weg dergenen, die zich in Uwe weldaden verheugen. Niet langs den weg dergenen, die Uwen toorn hebben opgewekt, en niet op dien der dwalenden.
A. L. M.
Dit is het boek, waaromtrent geen twijfel bestaat; de richtsnoer van de godvreezenden,
Van hen, die de mysteriën gelooven, het gebed nauwlettend doen, en weldaden verspreiden van de bezittingen, die wij hun verleenen.
Van hen, die aan openbaringen gelooven, u van boven gezonden en voor u gezonden; van hen die aan het volgend leven gelooven.
Zij alleen zullen door hunnen Heer worden geleid; zij alleen zullen welzalig zijn.
Den boozen is het gelijk, of gij hun de waarheid verkondigt of niet.
God heeft hunne harten en ooren verzegeld, hunne oogen geblinddoekt en eene verschrikkelijke straf wacht hen.
Er zijn menschen, die zeggen: "Wij gelooven aan God en aan het jongste gericht," en toch behooren zij niet tot het getal der geloovigen.
Zij trachten God en de geloovigen te misleiden; maar zij zullen slechts zich zelven misleiden, en begrijpen het niet.
Eene ziekte zetelt in hunne harten, en God zal die slechts doen toenemen; eene pijnlijke straf blijft hun bewaard; want zij hebben de profeten voor leugenaars gehouden.
Als men hun zegt: "Verleidt de wereld toch niet" dan antwoorden zij: "Verre van daar, wij zijn rechtschapen lieden."
Helaas! zij misleiden de wereld, maar zij begrijpen het niet.
Zegt men hun: "Gelooft toch, gelijk zoo veel anderen gelooven," dan antwoorden zij: "Zullen wij gelooven als de zotten?" Helaas! zij zelven zijn zotten, maar zij gevoelen het niet.
Ontmoeten zij geloovigen, dan zeggen zij: "Wij gelooven ook,'" maar zoodra zij weder bij hunne verleiders zijn, zeggen zij: "Wij houden het met u, en deze bespotten wij slechts."
Maar God zal met hen spotten: Hij zal hen langen tijd in hunne dwaling laten, onzeker heen en weder geslingerd.
Zij zijn het, die de dwaling voor de munt der waarheid gekocht hebben; maar hun handel heeft hun geen winst opgebracht; want zij zijn van den rechten weg afgedwaald.
Zij gelijken op hem, die een vuur ontsteekt en dat, wanneer het zijn licht op de omringende voorwerpen heeft geworpen, door God wordt uitgebluscht, hen in de duisternis latende opdat zij niet kunnen zien.
Doof, stom en blind zijn zij en kunnen daarom op den afgelegden weg niet terugkeeren.
Of zij zijn gelijk aan hen, die, wanneer een van regen zwangere wolk met donder en weêrlicht van den hemel nederdaalt, voor het gerol van den donder en omdat zij den dood vreezen, hunne ooren met hunne vingers dichtstoppen, terwijl God de ongeloovigen aan alle zijden aangrijpt.
Weinig is er slechts noodig, opdat de bliksem hun het gezicht ontroove; als de bliksem alles om hen heen verlicht, wandelen zij in zijn licht; wordt het weder duister om hen heen, dan staan zij onbewegelijk. Als God slechts wilde, zou Hij hen van het gezicht en gehoor berooven; want Hij is Almachtig.
Menschen dient uwen Heer, die u en uwen voorgangers heeft geschapen, opdat gij Hem vereert.
Hij heeft u de aarde tot een tapijt en den hemel tot een overwelfsel gegeven. Hij laat het water van den hemel stroomen, om vruchten tot uw onderhoud voort te brengen. Stel dus geen gelijke naast God, tegen beter weten aan.
Twijfelt gij aan het boek, dat wij onzen dienaar hebben geopenbaard, brengt dan, al is het slechts een der hoofdstukken voort, die het bevat, roept uwen getuigen buiten God ter hulp, indien gij waarheid spreekt.
Doet gij dit niet, en gij zult het niet doen, vreest dan voor de ongeloovigen het vuur dat menschen en steenen verteert.
Verkondig hun die gelooven en wel doen, dat zij tuinen tot woonplaats zullen hebben, van beken doorsneden, Iederen keer als zij eenig voedsel van de vruchten dier tuinen zullen nemen, zullen zij uitroepen: "Ziedaar de vruchten, waarmede wij ons vroeger hebben gevoed", zoo zullen zij daarop gelijken. Daar zullen zij reine en onbevlekte vrouwen vinden, en eeuwig zullen zij daar verwijlen.
Voorwaar God behoeft zich niet te schamen, vergelijkingen met insecten of nog kleinere voorwerpen te maken. De geloovigen wisten, dat slechts waarheid van hunnen Heer komt; maar de ongeloovigen zeggen: "Wat heeft God met deze vergelijkingen bedoeld? Hij doet velen daardoor dwalen en wijst anderen daardoor terecht, maar slechts de boozen zullen dwalen.
Die het met God aangegane verbond verbreken; die het door hem vereenigde zullen scheiden, die verderf op aarde stichten, zullen ondergaan.
Hoe kunt gij God verloochenen? Gij waart eens dood; Hij heeft u het leven hergeven en Hij zal u weder dooden en weder levend maken; dan zult gij eens tot hem terugkeeren?
Hij is het, die alles op de aarde voor u geschapen heeft, daarna den hemel uitbreidde en dien tot zeven hemelen maakte; Hij, de alwetende."
Toen God tot de engelen zeide: "Ik wil een stadhouder op aarde plaatsen," zeiden zij: "Zult Gij er een plaatsen, die daar wanorde sticht en bloed vergiet? Wij echter zingen Uw lof en heiligen U." Hij zeide echter; "Ik weet wat gij niet weet."
God leerde daarop aan Adam de namen van alle dingen, en vertoonde die daarop aan de engelen, zeggende: "Noem mij de namen dezer dingen indien gij oprecht zijt."
Zij antwoordden: "Geloofd zijt Gij! wij weten slechts wat Gij ons hebt geleerd; want Gij zijt de Alwetende, de Alwijze."
God zeide: "Adam, noem hun de namen." Toen hij (Adam) dit had gedaan, zeide God: "Heb ik u niet gezegd, dat ik de geheimen van hemel en aarde ken, en weet wat gij bekent en wat gij verbergt?"
En toen wij tot de engelen zeiden: "Knielt voor Adam, deden zij het, slechts Eblis weigerde; hij was ongeloovig,".
Wij zeiden: "o Adam bewoon den tuin met uwe vrouw en geniet er van wat gij wilt, maar nadert dezen boom niet; anders zult gij zondaar zijn.
Maar Satan verleidde hen en dreef hen er uit, en wij zeiden; "Weg van hier; de een zij des anderen vijand; de aarde zal uwe woonplaats zijn en tot tijdelijk gebruik.
Daarop leerde Adam woorden des gebeds van God, en hij keerde tot den Heer terug; want Hij is de lankmoedige en barmhartige.
Wij zeiden: Verwijdert u van hier, Ik zal u eene leiding geven; wie deze leiding volgt, zal vrees noch droefheid kennen.
Die deze echter niet gelooven en onze teekenen verloochenen, worden ten eeuwigen vure gedoemd.
O Kinderen Israëls bedenkt het goede, dat ik u heb gedaan; weest getrouw aan mijn verbond; ook ik wil daaraan getrouw zijn, en vereert slechts mij
En gelooft wat wij tot bevestiging uwer vroegere openbaring thans geopenbaard hebben, en weest niet de eersten, welk niet daaraan gelooven; en verruil het niet met nietigheden en vereert mij.
Kleedt de waarheid niet in het gewaad der leugen en verbergt de waarheid niet tegen beter weten aan.
Doet nauwkeurig het gebed, geeft aalmoezen en buigt u met hen die zich buigen.
Hoe zoudt gij anders de menschen tot vroomheid aansporen, zoo gij het welzijn uwer eigene ziel vergeet. Gij leest het boek: moet gij het dan niet ook verstaan.
Roept geduld en gebed ter hulpe; het gebed is licht voor den geloovige.
Die gelooven, dat zij eens hunnen Heer zien, en tot Hem terugkeeren zullen.
O Kinderen Israëls, herinnert u de weldaden, die ik u heb bewezen, terwijl ik u boven alle volkeren bevoorrechtte.
Vreest den dag, waarop geene ziel genoegdoening voor eene andere zal kunnen geven, geene smeeking van anderen aangenomen, waarop geen losgeld ontvangen zal worden; waarop niets kan helpen.
Denkt er aan, hoe wij u van Pharaos volk hebben gered, dat u met hardheid onderdrukte, uwe zonen doodde en slechts uwe vrouwen liet leven; dit zij u een groot bewijs voor de goedheid van uwen God.
Gedenkt, hoe wij de zee ter uwer redding hebben gespleten en voor uw oogen Pharaos volk lieten verdrinken.
Gedenkt, dat, toen ik gedurende veertig nachten met Mozes sprak, gij het kalf hebt aangebeden; en gij hebt snood gehandeld.
Wij hebben u later vergeven, opdat gij dankbaar zoudt zijn.
Wij gaven Mozes de schriften en de onderscheiding, opdat gij op den rechten weg zoudt geleid worden.
Mozes zeide tot zijn volk: Gij hebt uwe zielen door dit kalf verontreinigd, keert tot uwen Schepper terug of doodt u zelven; dit zal uwen Schepper welgevalliger zijn. Hij zal zich weder tot u wenden; want Hij is vergevensgezind en albarmhartig.
En toen gij tot Mozes zeidet: O Mozes, wij willen u niet eerder gelooven, dan na dat wij God met eigen oogen hebben gezien, toen kwam er straf over u, terwijl gij er naar zaagt.
Wij wekten u op na uwen dood, opdat gij het dankbaar zoudt erkennen.
Wij gaven wolken om u te overschaduwen en zonden manna en kwartels, zeggende: eet van de heerlijke spijzen, die wij u hebben gegeven. Zij hadden ons geen leed gedaan, maar zich zelven.
Wij zeiden: Gaat in deze stad, geniet naar welbehagen van hetgeen zich daar bevindt: treedt de poort aandachtig binnen, en roept uit: Vergiffenis Heer! Wij willen u uwe misstappen ook vergeven, en het geluk der goeden verhoogen.
Maar de boozen veranderen dit woord met een ander, wat hun niet was gegeven, en wij hebben onzen toorn op de boozen uit den hemel neêrgezonden, om hunne goddeloosheid te straffen.
Mozes bad God om water, en wij zeiden: "sla met uwen staf op de rotsen," en er ontsprongen twaalf bronnen, opdat allen hunne bron zouden erkennen. Eet en drinkt van de weldaden die God u geeft, en doet geen boosheid meer op aarde.
Toen zeidet gij: O Mozes! wij kunnen niet langer immer dezelfde spijzen verdragen; bid uwen Heer, dat hij voor ons de vruchten der aarde doe groeien, groenten, komkommers, knoflook, linzen en uien. Mozes antwoordde: "Verkiest gij het slechte boven het goede? keert dan naar Egypte terug, daar vindt gij wat gij verlangt." Vernedering en armoede spreidden zich over hen uit; zij waren in den goddelijken toorn vervallen, daar zij niet aan zijne wonderen geloofden, en brachten hunne profeten onrechtvaardig ter dood. Ziedaar het gevolg van hunne weêrspannigheid en hun geweld.
De geloovigen, het mogen Joden, Christenen en Sabëisten zijn, indien zij slechts aan God en aan den oordeelsdag gelooven en wel doen, zullen door hunnen Heer beloond worden; noch vrees noch droefheid zal over hen komen.
Toen wij het verbond met u sloten en den berg Sinaï over uw hoofd verhieven, zeiden wij: Ontvangt met vastheid hetgeen wij u geopenbaard hebben; bedenkt den inhoud, en bewaart dien.
Maar gij zijt daarop er van afgekeerd; en had God u niet beschermd en zich over u erbarmd, dan waart ge reeds lang verdelgd.
Gij wist reeds wat hun was wedervaren die den Sabbat hadden ontwijd, en tot welken wij zeiden: "Verandert in apen en zijt uit de maatschappij gestooten".
En wij lieten hen dienen tot een voorbeeld voor hunne tijdgenooten en voor hunne nakomelingen, en tot eene waarschuwing voor de vromen.
Toen Mozes tot zijn volk zeide: "God gebiedt u eene koe te offeren," toen antwoordden zij; "Spot gij met ons?" Hij zeide: "God beware mij tot de zotten te behooren."
Zij antwoordden: "Bid uwen Heer voor ons, dat hij ons duidelijk verklare welke een koe dit zijn moet."--"God wil," zeide hij, "Dat dit noch eene oude koe, noch een vaars zij, maar van middelbaren ouderdom. Doet derhalve wat u bevolen is."
De Israëlieten antwoordden: "Bid uwen Heer, ons duidelijk te verklaren welke kleur zij moet hebben."--"God zeide," antwoordde hij, "zij zijn
"Bid uwen Heer, ons duidelijk te verklaren hoe deze koe moet zijn; want wij vinden wel koeien die elkander gelijken, en zij zullen dan alleen goed in onze keuze geleid worden, als God het wil."
Mozes hernam: "God zegt u: "Het zij eene koe die niet vermagerd is door het beploegen of besproeien van het veld, maar het zij eene zonder gebrek." "Nu," zeiden zij, "komt gij met de waarheid." Zij doodden de koe, doch er ontbrak weinig aan of zij hadden het niet gedaan.
Indien gij iemand vermoord hebt en over de daders strijdt, dan zal God uitbrengen wat gij geheim houdt.
Wij bevalen den doode met een deel der koe te slaan en God zal den doode weder levend maken; Hij toont u zijne wonderen, opdat gij wijs zoudet worden.
Maar spoedig daarop werden uwe harten verhard; zij zijn als steenen en nog harder; want uit sommige steenen ontspringen bronnen, andere splijten en er vloeit water uit; andere zakken in elkander uit vreeze voor God; maar inderdaad, God is niet onbekend met uwe daden.
Meent gij thans dat zij u gelooven zullen. Maar een deel van hen heeft het woord Gods vernomen: maar zij hebben het daarna, tegen beter weten aan, verdraaid.
Als zij de geloovigen ontmoeten, zeggen zij; wij gelooven, doch als zij onder zich bij elkander komen, zeggen zij; wilt gij hun dan verhalen, wat God u geopenbaard heeft, opdat zij u daarover voor uwen Heer zouden bestrijden. Begrijpt gij dat niet.
Weet gij dan niet, dat God kent wat zij verbergen en wat zij openbaren.
Er zijn wel onwetende menschen onder hen, welke de schrift (de vijf boeken) niet verstaan, maar alleen de leugenachtige verhalen, en zij weten het niet.
Wee hun, welke de schrift met hun eigene handen schrijven, en uit nietige winzucht zeggen: "Dit is van God. Wee hun om hunner handen schrift, wee hun om hunne winzicht.
Zij zeggen: als het vuur ons kwetst, zal dit slechts voor weinige dagen zijn; zeg hun: Hebt gij deze verzekering van God? zal God om u zijne gelofte breken? Of zegt ge iets van God wat gij niet weet?
Waarlijk, die slechte daden verricht en der zonde vervalt, dien treft eeuwig vuur.
Die echter gelooft en goed doet, komt voor eeuwig in het paradijs.
Toen wij met de kinderen Israëls een verbond sloten, bevalen wij: Vereert een eenigen God, weest goed omtrent uwe ouders, bloedverwanten, weezen en armen, en wenscht den menschen slechts goeds; doet het gebed en geeft aalmoezen; doch spoedig daarop zijt gij enkelen uitgezonderd, afgevallen en daarvan afgekeerd.
Toen wij een verbond met u sloten, geen bloed te vergieten, niemand uit zijne woning te verdrijven, hebt gij verklaard daaraan vast te houden.
Doch spoedig daarop hebt gij elkander vermoord, een deel uwer uit hunne woningen verjaagd. Gij stondt elkander bij in vijandschap en ongerechtigheid. Maar komen zij als gevangenen tot u, dan koopt gij hen weder, hoewel het u verboden was, hen uit hunne woningen te verjagen. Gelooft gij dan slechts een deel van uwe schrift en wilt gij het andere loochenen? Wie dit doet, dien zal schande treffen in dit leven, en de hardste straf op den dag der opstanding; want God is niet onopmerkzaam omtrent hetgeen gij doet.
Het zijn diegene welke dit leven ten koste van het toekomstig verkoopen; hunne straf wordt niet verzacht en nimmer worden zij geholpen.
Eens openbaarden wij Mozes de schrift, lieten hem door nog andere boden volgen, rusteden Jezus, den zoon van Maria, met kracht van overtuiging uit en wij gaven hem den heiligen geest. Maar telkens als een dezer boden iets bracht wat u niet beviel, bleeft gij halsstarrig: eenige hebt gij van bedrog beschuldigd, en anderen gedood.
Zij zeiden: "Onze harten zijn onbesneden,". Maar God heeft hen om hun ongeloof vervloekt, en slechts weinigen hebben geloofd.
Toen zij nu de schrift van God ontvingen, waardoor hunne vroegere schriften werden bevestigd, en hoewel zij vroeger om hulp tegen de ongeloovigen hadden gesmeekt, wilden zij toch deze loochenen, hoewel zij die kennen, Gods vloek ruste op deze ongeloovigen.
Voor eene nietigheid hebben zij hunne zielen verkocht. Zij loochenen de openbaring Gods uit nijd: want God zendt zijne gunsten aan zijne dienaren, die hem behagen. Toorn op toorn komt over hen; schandelijke straf treft de ongeloovigen.
Zegt men hun: Gelooft wat God heeft geopenbaard, dan antwoorden zij: Wij gelooven slechts aan datgene, wat ons werd geopenbaard, en zoo loochenen zij al het daarop volgende, hoewel het waarheid is en het vroegere slechts bevestigt. Zeg hun: Waarom hebt gij dan, als gij geloovigen zijt de vroegere profeten Gods gedood?
Toen Mozes met wonderkracht tot u kwam, hebt gij desniettegenstaande een kalf vereerd en boos gehandeld.
Toen wij een verbond met u sloten en den berg boven u verhieven, zeiden wij: Neemt met vastheid aan wat wij openbaren, en hoort. Zij antwoorden: Wij hoorden het wel, maar wij gehoorzamen niet, en zij moesten het kalf in hun hart drinken. Zeg hun: Een zware taak legt uw geloof u op, zoo ge er een hebt.
Zeg hun: Indien gij dan eens eene bijzondere woning bij God, gescheiden van de overige menschen hoopt, dan moet gij den dood verlangen, indien gij oprecht zijt.
Maar nimmer wenscht gij dien, om het werk uwer handen, dewijl God de booswichten kent.
Gij zult vinden, dat juist zij, meer nog dan de afgodendienaars, dit leven vurig wenschen; ieder bidt dat hij duizend jaren moge leven. Maar al zou hij ook duizend jaren leven, dan nog zou hij de straf niet ontgaan want God ziet wat zij gedaan hebben.
Zeg: Wee den vijand van Gabriël, die u, door Gods wil de openbaring ingegeven heeft; diegeene welke gij reeds bezit, bevestigend als een richtsnoer en eene belofte voor de geloovigen.
Wee hem, die den vijand van God, van zijn engelen, zijne boden, van Gabriël en Michaël is. Waarlijk God is een vijand der ongeloovigen.
Wij hebben u overtuigende kracht van wonderen gegeven, en niemand kan die betwijfelen dan de goddeloozen.
Hoe dikwijls zij ook ons geloof bezweren, een deel van hen verwerpen het toch: ja de meesten onder hen gelooven niet daaraan.
Toen de apostel Gods tot hen kwam, de schrift bevestigende, die hen reeds vroeger was gegeven, wierp een deel der schriftgeleerden het boek Gods achter hunnen rug, als kenden zij het niet.
Zij volgden de plannen, die de duivelen tegen den koning Salomo hadden verzonnen; en Salomo was geen ongeloovige, maar de duivels waren het, en leerden de menschen tooverkunsten, die de beide engelen van Babel: Haroet en Maroet, waren medegedeeld. Maar zij leeren deze kunst niemand, tenzij hij zegge: "Wij zijn geneigd tot de verzoeking," wees daarom geen ongeloovige. Van hen leerde men ook wat oneenigheid tusschen man en vrouw sticht, maar zij doen niemand kwaad dan met Gods toestemming. Wat zij leeren brengt nadeel en heeft geen nut, en daarbij wisten zij, dat hij die deze kunst had gekocht, geen deel aan het leven hier namaals zou hebben. Voor een onzaligen prijs hebben zij hunne zielen verkocht. Hadden zij het geweten!
Ach! hadden zij maar geloofd en God gevreesd, dan ware hun een schooner loon geworden. Indien zij het hadden geweten!
O, gij geloovigen, zegt niet Raïna, maar Ondhorna en gehoorzaamt; den ongeloovigen wacht eene groote straf.
De ongeloovigen en de schriftbezitters wenschen, even als de heidenen, dat geenerhande gunst van uwen Heer op u nederdale; maar God beweldadigt wien hij wil; want God is almachtig.